donderdag 8 juni 2017

North Cascades National Park

De volledige dunbevolkte bergstreek van North Cascades National Park reikt van de Canadese grens tot aan zowat Portland. Het westelijk deel is vochtig, bijna subtropisch, het oosten is droger en door bosbranden aangetast. Bergtoppen reiken tot 3000 meter en zijn bedekt met meer dan 300 gletsjers. Turquoise bergmeren, beboste valleien, waterstromen en watervallen en een gevarieerd aanbod aan flora en fauna (beren!) maken onze aandacht voor dit gebied compleet. Het nationale park wordt nog maar weinig bezocht door buitenlandse toeristen, maar is wel populair bij de stedelingen. Het is in deze regio het enige gratis toegankelijk nationale park; zoals het parkbeheer het zelf zegt: 'no entry fee is required to enjoy the park'.

Diablo Lake
Highway 20 (ook wel Cascade Highway) voert van de westkust dwars door de bergen naar de op bijna 1700 meter hoogte gelegen Washington Pass in het oosten. 's Winters is dit deel van de weg vaak afgesloten. De highway verdeelt het nationale park in een north en south unit en vormt samen met de Highways 153, 97 en 2 een mooie en spectaculaire rondrit van zo'n 560 km, de Cascade Loop.

Vanaf onze camping in Burlington rijden wij via deze Highway 20 naar het nationale park toe. Het is toch nog zo'n 100 km naar het bezoekerscentrum in Newhalem. Via wat plattelandswegen komen we eerst in Sedro Woolley, de laatste grote plaats voor het nationale park. Hier doen we nog even een heel kleine boodschap en dan is het 'immer gerade aus'. We laten de bewoonde wereld meteen achter ons; we rijden door een soort van uitgestrekt plattelandsdal met in de verte hier en daar een boerderij, veel groen langs de weg, af en toe een woning of groepjes woningen, wat watertjes en omgeven door heuvels. Het oogt heel rustig.

De weg gaat vele kilometers zo door, wat eigenlijk best saai is. Plattelandsdorpjes als Lyman en Hamilton zijn vanaf de weg niet meer dan een paar huizen, een benzinepomp met een winkeltje, wat loodsen en een uitgestorven motel, dus die laten we gerust rechts liggen. Alleen het met een reusachtig betonblok aangekondigde dorp Concrete is meer dan dat met - van de weg af - een heus centrum met onder andere accommodatie, winkels, horeca, een bank en zelfs een vliegveld, maar ook dit nog geen 900 inwoners tellende dorp laten we voor wat het is. Na Concrete begint het ergens op te lijken; we verlaten de uitgestrekte vlakten en rijden over de soms kaarsrechte weg door - op wat open plekken na - overwegend bebost, licht glooiend gebied langs de Cascade River. Het bos maakt hier en daar plaats voor rotswanden.

In Marblemount, ook weer een dorp op een vlakte met niet meer dan een benzinepomp (de laatste voor de komende 110 km lezen we), een minisupermarkt, een postkantoor en een plek voor een snelle hap, hebben we onze laatste stop. Hier buigt Highway 20 langs de rivier naar het noorden af, wordt smaller en donkerder, en bos en rotswanden liggen weer aan de weg. Bergtoppen zouden nu dichtbij moeten zijn, maar het zicht erop wordt ontnomen door de dichte begroeiing. Niet ver van Marblemount rijden we eindelijk officieel het nationale park binnen. Een simpel maar groot houten bord geeft het aan. En de eerste 'campground' dient zich aan. Opvallend zijn de on-Amerikaanse grote hoogspanningslijnen die behoorlijk beeldbepalend zijn. Vreemd in een natuurpark, maar we hebben gelezen dat het stromende water in de "Cascades" behoorlijk wat stroom opwekken. 

Na een kilometer of 25 komen we bij het visitor center in Newhalem, net na de brug over Goodwell Creek. Het bezoekerscentrum ligt achter de campground, dus we zien meteen wat we daar van kunnen verwachten. Het is warm geworden en het bezoekerscentrum biedt heerlijke verkoeling. In het moderne gebouw staan rangers klaar om ons van informatie te voorzien, kunnen we folders halen, staat een maquette van het park en is een exhibitie. Er zijn toiletten, maar geen horeca. Wel een drinkwatertappunt (goed geregeld!). We vragen naar geschikte wandelingen en naar de beschikbaarheid van de kampeerplaatsen. Dat laatste zit wel goed; er zijn er genoeg in het park langs de route die we rijden en het is niet overvol. We kunnen hier al blijven, maar we rijden straks liever nog een stukje door. Achter het bezoekerscentrum maken we een korte wandeling over een vlonderpad naar een fraai uitkijkpunt op de Neve gletsjer. Zo, die hebben we maar vast te pakken. Als dat slechts een impressie is van wat ons nog te wachten staat, kom dan maar op.

Nadat we snel wat hebben gegeten en onze drinkflessen met vers water hebben gevuld rijden we verder. Op een vreemde vlakte staan hoogspanningsleidingen en een paar huizen die het gehucht Newhalem vormen. Achteraan staat het verdeelstation van het elektriciteitsnetwerk. Merkwaardig in een natuurgebied. Maar als we dat voorbij rijden, rijden we ook meteen weer tegen de bergwanden aan. Het hek met het bord 'road closed' staat open; de winter is voorbij, en er is geen vlokje sneeuw te zien. Daar is het ook veel te warm voor. 

We rijden een paar kilometer lekker door over de smalle weg door het groen met aan de linker kant rotswanden en rechts een droog liggende kreek of rivier. Het begint op een kloof te lijken. Pas na de enige tunnel die we door rijden, kis er reden om te stoppen. Hier kijken we uit over Gorge Lake en Gorge Lake DamEven verderop ligt de parkeerplaats voor de Gorge Overlook Trail, een loopje van een paar stappen naar een smalle waterval die in het meer stort en aan de andere kant over de (auto)brug over de kloof. De brug heeft slechts een rastervloer, dus is niet geschikt voor mensen met hoogtevrees.  
De route vervolgt langs het meer, maar die is door de begroeiing eigenlijk nauwelijks te zien, tot aan de splitsing met de weg naar Diablo. Wij buigen met de weg mee over het water en slalommen tussen het groen. Er gebeurt weinig; we passeren het startpunt van de wandeling naar Pyramid Lake en Gorge Lake gaat over in Diablo Lake. 

Aan de zuidarm van Diablo Lake ligt Colonial Creek Campground en we besluiten dat dit onze bestemming is van van vandaag. Het is tijd om uit de auto te stappen en in beweging te komen. We rijden langs het registratieloket en komen dan uit op wat lijkt op een grote parkeerplaats. Niet echt wat we ons hadden voorgesteld. Toch nemen we maar een plek in naast een picknicktafel en registreren ons. $16 drukt lekker de prijs van afgelopen nacht. We drinken wat en lopen aan de overkant van de weg naar het meer. Dan zien we dat ook daar een campground is. Lang verhaal kort: we staan helemaal niet op de campground, maar op de parkeerplaats voor dagrecreatie. We mógen hier ook helemaal niet overnachten. Duh. De campground aan deze kant ligt een stukje verderop en is wel aardig, maar de parkranger fluistert ons in dat die aan de overkant mooier is, direct aan het water. En kleiner ook. We verkassen dus en rijden tot onze opluchting de natuurcamping in het bos in. Now we're talking.

We kiezen campsite 14, tegenover een kolkend riviertje en het begin van de Thunder Knob Trail. Op de picknicktafel is een geel plaatje geschroefd. "Bear aware" staat erop. Oeps, dat waren we even vergeten. Niet aan denken en gewoon genieten. Als we alles een plek hebben gegeven, beginnen we aan de wandeling naar Thunder Knob. We zien wel hoever we komen, we moeten nog even inkomen met hiken. We steken de rivier over en slingeren het bijna tropische loofbos door. Eerst vlak, maar als snel gaan we geleidelijk omhoog en dieper het bos in. John twijfelt en is bang een beer tegen te komen. We zijn eigenlijk onvoorbereid op pad; het is warm, we hebben maar een klein flesje water bij ons, weten niet precies waar we naartoe lopen en hoe lang de wandeling is. Niet bepaald zoals te doen gebruikelijk. Het loof gaat over in dennenbos en wordt dunner. We komen dus steeds hoger, maar dat gaat best geleidelijk. Links zien we constant een paar halfbesneeuwde toppen in beeld, die ons niet laten vergeten waarvoor we het doen.

Net na de zoveelste "nog even daar om het hoekje kijken" 
en als we bijna op willen geven, zie we het einde van de wandeling. Het is een bankje met prachtig uitzicht over Lake DiabloPotverdrie, hadden we dat toch bijna gemist! De lucht is wat heiig en we hebben tegenlicht, maar het meer is turquoise genoeg, precies waar het om bekend staat. Het is een genot om hier even een kwartiertje te vertoeven.
Terug gaat altijd sneller, maar nog steeds zit het John niet lekker dat er wel eens een paar berenogen op ons gericht zouden kunnen zijn. Luid pratend en af en toe zingend en fluitend dalen we af naar de camping. Omdat we helemaal warm en klam geworden zijn van de wandeling (die achteraf 6 km blijkt te zijn geweest), heeft John zin in een duik in het riviertje. Maar daar komt ie wel heel snel van terug als bijna z'n tenen van z'n voeten afvriezen en de kramp in z'n kuit schiet. O ja...gletsjerwater. 

Met iets minder luxe brengen we hier de avond en nacht door. Er zijn geen douches maar wel stromend koud water en normale wc's. Elke campsite heeft een picknicktafel, een bear proof voorraad kast én waar kampeerders in Amerika blijkbaar niet zonder kunnen: een kampvuurplaats. Wij hebben zo'n hekel aan die dingen want behalve dat de rook alles behalve gezond is, gaat ook alles er naar stinken. We balen dus dat om ons heen alle vuurtjes branden. Gelukkig koelt het flink af en kunnen we ons na het eten opsluiten in de camper. En natuur is hier ook echt natuur: het is pikdonker.

De volgende dag is het weer compleet omgeslagen, wat een pech. Laag hangende bewolking, regen, harde wind, kou en minder goed zicht. Hadden we gisteren nu nog maar even een uurtje door gereden. Want op de route liggen nu vooral wat uitkijkpunten over Lake Diablo en Ross Lake. En dat was gisteren zo mooie geweest met het heldere weer. Nu proberen we tussen de regen door toch nog wat plaatjes te schieten. Maar het zit niet mee, het regent hard en het zicht is beperkt. Zelfs van het enorme Ross Lake krijgen we weinig mee. Vlak na het uiterste puntje van Ross Lake (Ruby Arm heet dat) rijden we het officiële nationale park alweer uit. Tot zover het best toegankelijke deel van NCNP. Het gaat over in het prachtig donkergroene Okanogan National Forest. En terwijl er prachtige wandelmogelijkheden moeten zijn, is het nu alles behalve fraai om daar wat mee te doen. Er zit niets anders op dan maar gewoon door te rijden en te hopen dat we uit dit weer rijden op een plek waar we alsnog even uit de auto kunnen stappen voor een wandeling. We merken wel dat we een beetje de hoogte in gaan; de heuvels langs de weg worden rotsachtiger en dunner begroeid en hier en daar liggen wat restanten sneeuw. Bij Rainy Pass (what's in a name...) bereiken we officieel de sneeuwgrens. 
Als we ook de keuze moeten maken om het - volgens onze voorbereidingen - prachtige Blue Lake 
Sneeuw op Washington Pass
over te slaan, worden we toch wel een beetje treurig, helemaal als even verderop ook de toegang tot het uitkijkpunt op Washington Pass afgesloten is. Hier, op een hoogte van 1669 meter, ligt namelijk nog een behoorlijk dikke laag sneeuw en hoewel de weg schoon is, is de bergpas dat blijkbaar nog helemaal niet. De zomer is hier kort, want volgens onze informatie valt de eerste nieuwe sneeuw alweer in oktober. We proberen er maar het beste van te maken en hebben lol in onze korte broek in de regen....in de sneeuw.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten