vrijdag 16 juni 2017

Glacier National Park

We hebben de koudste nacht tot nu toe gehad maar we staan op met de zon. We halen de inmiddels traditie geworden large coffee-to-go voor één dollar bij de McDonald's en vervolgen dan onze weg, opnieuw via Highway 2. We rijden eindeloos langs groen beboste heuvels en langs rivieren en meren, waar Montana bekend om staat. Bij een moerasachtige vlakte zien we in de verte een eland in het water poedelen en even verderop zien we ook herten langs de weg. Na zo'n anderhalf uur rijden, in Kalispell, pauzeren we even; we tanken en doen een boodschap. Dan rijden we door richting de machtige toppen van het nationale park. Om 15:00 uur precies rijden we bij West Glacier het park in. Hier al begint de Going To the Sun Road, maar de eerste kilometers zijn zoals de weg hier naartoe: door het bos. 

We kunnen de hier nog vlakke weg maar 14 mijl (ca. 22,5 km) langs Lake McDonald volgen tot Avalanche Campground. De rest van de weg is voor voertuigen afgesloten vanwege sneeuwval. Wandelaars en fietsers kunnen nog zo'n 8 km verder. Wij parkeren hier de camper om de 6 km korte wandeling (v.v.) naar Avalanche Lake te maken. Een kleine moeite voor een prachtige plek! In het stille water reflecteren de besneeuwde toppen die als een hoefijzer om het meer liggen. De staalblauwe lucht maakt het plaatje helemaal af. 



Het is al 19:00 uur geweest als we bij de camper terug zijn. De campground hier is helaas ook dicht, zodat we dezelfde 22,5 km moeten terugrijden naar Apgar Campground. In het dichte bos is plaats voor heel veel mensen en gelukkig vinden we een rustige plek. Al is de stank van de immens populaire kampvuren altijd dichtbij. We zijn weer back to basic zonder luxe en warm water.

De volgende ochtend, tijdens het ontbijt, krijgen we bezoek van een nieuwsgierige marmot. Grappig beestje, altijd welkom. Aan deze kant van het park kunnen we met de camper niet verder, dus we rijden terug naar Highway 2. Bij het bezoekerscentrum van West Glacier informeren we nog over de Going To the Sun Road maar die blijft zeker nog wel een week dicht. Balen!
Highway 2 volgt de sterk stromende Middle Fork Flathead River, waarop geraft kan worden, en het spoor. We hebben voortdurend bergpieken in zicht. Langs deze route liggen ook wat campings, zelfs te koop. Voorbij het zuidelijkste punt van de route komen ook hoogvlaktes in zicht. Na een klein uur rijden, slaan we bij East Glacier Park af naar de hobbelige SR 49 en vervolgens naar de Two Medicine Road, die ons langs het grote Lower Two Medicine Lake naar de parkingang bij Two Medicine Lakes brengt. De weg eindigt bij de campground aan Two Medicine Lake, dat aan de voet van de markante, ruim 2500 meter hoge Sinopah Mountain ligt. We maken hier eerst de korte, eenvoudige wandeling langs het meer naar Paradise Point. Daarna rijden we een stukje terug langs Two Medicine Road naar de parkeerplaats voor de eveneens korte, maar iets pittiger wandeling naar de Appistoki Falls. Vergis je hier niet in het te volgen pad, want voor je het weet loop je de 5000 km lange Continental Divide Trail....Al na een paar stappen blokkeert een kudde berggeiten ons pad, maar ze laten zich ook weer eenvoudig weg jagen als we maar doorlopen. Dat zal met een beer wel anders gaan. Het bospad gaat in eerste instantie geleidelijk, maar later steiler omhoog. Pas op het laatste stuk horen we het stromende water van Appistoki Creek, die toch nog een aardige kloof in de rotsen heeft uitgesleten. De waterval zelf is vanwege de begroeiing moeilijk te
zien, maar de hoogvlakte even verderop geeft een prachtig uitzicht. Hier zitten we eventjes rustig op ons gemak, terwijl we anderen nog verder zien lopen langs de hellingen links van ons. Voor ons is het tot hier prima. 
Terug bij de camper zien we in een afgesloten auto een hond zitten. Weliswaar staat de auto onder een boom, maar het is warm en de zon zal draaien. We rijden daarom weer even naar het meer waar een boswachterspost zit en daar maken we er melding van. Ze nemen onze melding serieus, maar staan niet bepaald meteen op om in hun auto te springen. 

Via dezelfde SR 49 rijden we het nationale park in noordelijke richting weer uit. We hebben nog prachtig zicht op het Lower Two Medicine Lake en op de bergen, we boffen met het mooie weer. De "rough road" langs de kale rotsen komt uit op de op zichzelf weer saaie Highway 89, die we zo'n 30 km tot St. Mary volgen. Hier stoppen we op tijd bij de plaatselijke camping op een heuvel (Johnsons Campground) om een plekje te reserveren, maar zo te zien is er nog plek zat. We twijfelen of we toch nog een stukje van de Going To the Sun Road gaan rijden, we bedenken dat het ook wel eens lekker is om op tijd te stoppen en wat rust te pakken door van de mooie avond te genieten. Morgen is weer een nieuwe dag.

Wat hebben we de volgende ochtend spijt van die beslissing! Het is zwaar bewolkt, de donkere wolken hangen laag en na het douchen begint het ook hard regenen. De lucht zit pot dicht. De Going To the Sun Road heeft onder deze omstandigheden totaal geen zin. Wat balen we hiervan! Waarom zijn we gisteren toch niet gewoon nog even doorgereden? Stom stom stom! We willen hier dan ook maar meteen snel weg en besluiten geen toeristische route te rijden maar doelgericht te rijden. 
Via Highway 89 rijden we van het nationale park weg. In Browning, iets meer dan een half uur verderop, ontbijten we bij de Subway en nog eens een uur later, in Choteau, tanken we. Highway 89 voert ons eindeloos door het boeren heuvellandschap van Montana. Aan de regen lijkt geen einde te komen, al is het af en toe heus even droog. Toegegeven, de dreigende lucht levert soms ook een mooi plaatje op. Verder zuidwaarts gaat Highway 287 in de richting van de snelweg. We rijden door rodeo minnende spookdorpen, waar we helaas (gelukkig!) niets geschikt tegen komen voor een lunch. Doorrijden dus. De route is slecht voor ons hart vanwege de overstekende reeën en kwartels. 
Het lukt ons om nog best op tijd in Helena uit te komen, een middelgrote stad op zo'n 325 km van het slechte weer waar we vanmorgen mee begonnen. Het is hier gelukkig redelijk opgeklaard. Bij het bezoekerscentrum in het centrum vragen we naar de kampeermogelijkheden, maar er blijkt geen camping in de stad. De dichtstbijzijnde is zo'n 15 km buiten de stad, terug naar waar we net vandaan komen. Shit. Eerst maar wat te eten halen bij een van de vele fast food restaurants langs de snelweg. Dat is dan wel het voordeel van een grotere plaats. We denken met de Panda Express de gezonde variant te kiezen en nemen de spullen mee naar de camping. De camping heeft eigenlijk alleen maar plaatsen met elektra en de gastvrouw weet niet zo goed wat ze met ons aan moet. We kunnen op een grasveld achter het campinggebouw staan tussen de vrachtwagen- en campertrailers. Nogal een armoedige plaats, maar ja, we hebben niet veel nodig, komen hier ook alleen maar om te slapen en de voorzieningen zijn dichtbij. We eten onze smakeloze, koude Chinese bami terwijl we krapjes voorin zitten omdat het weer is gaan regenen. We kunnen een tijd lang geen kant op. Tsja, ook dit is het vrije kampeerleven. Pas als het droog is en we ons klaar maken voor de avond, zien we dat het campinggebouw een mooie zithoek heeft. Duh.

zondag 11 juni 2017

Van North Cascades NP naar Glacier NP

De eerste tekenen van de bewoonde wereld na North Cascades National Park is het gehucht Mazama. Het ziet er hier net zo uit als aan de westkant van het nationaal park: Highway 20 voert door een brede vlakte omringd door heuvels, waarin weilanden en bos zich afwisselen en hier en daar een huis staat. Pas vlak voor het western plaatsje Winthrop, het eerste echte dorp dat we in rijden, laten we ook de groene heuvels achter ons.

Winthrop is een toeristisch dorp aan de Methow River waar je terug in de tijd het oude wilde westen in stapt. De drie hoofdstraten bestaan uit houten 19e eeuwse gebouwtjes met veranda, waarin vooral souvenir-winkeltjes, boetiekjes en eethuisjes gehuisvest zijn. We stoppen hier even om - ondanks de stromende regen - de benen te strekken en een hapje te eten. Voor een eenvoudige lunch is de keuze beperkt; het is of Sheri's mierzoete Sweet Shoppe met huisgemaakt ijs, chocolade en gebak, of meteen een grill- of Mexicaans restaurant. Voor bier en wijn lijk je in Winthrop trouwens ook goed terecht te kunnen. Maar aan het einde van de doorgaande weg vinden we een bakkerij waar we een stuk warme spinaziequiche kunnen krijgen. Op weg er naartoe drukt een jochie van een jaar of vijf zonder wat te zeggen een tekening in Patricia's hand (nadat John 'm weigerde....) en loopt een ree op z'n gemak langs de weg door het dorp en onder een paar veranda's door. Het is nooit saai in Winthrop.

De volgende niet al te grote plaats in de Methow Valley is Twisp, waar nota bene een enorme supermarkt staat en we dus flink onze voorraden kunnen aanvullen. En niet onbelangrijk: naar het toilet kunnen. Handig, zouden ze in NL ook moeten doen. Vlak na Twisp wordt er weer een beroep gedaan op ons incasserings- en aanpassingsvermogen, want Highway 20 richting Okanogan blijkt hierna afgesloten. Oeps. Er zit dus niets anders op dan het enige alternatief te nemen, de Methow Valley Highway (SR 153). In plaats van naar het noorden, rijden we nu juist naar het zuiden. Het is gelukkig droog geworden en de vlakke weg rijdt lekker door langs de rivier, door een groen dal waar de fruitteelt het landschap bepaalt. Na het plaatsje Methow wordt het landschap droger, maar zien we nog steeds veel boomgaarden. Om weer een beetje op de juiste route terecht te komen, rijden we bij het plaatsje Pateros route 97 omhoog, langs de wereldberoemde Columbia River.
Columbia Cove, een rustige baai in de Columbia River
We besluiten even verderop te stoppen in het dorp Brewster omdat we daar stuiten op een 'City RV Park'. Dat lijkt gewoon een soort van parkeerplaats aan een rustige baai in de rivier, achter de school en sportvelden. Het wordt beheerd door de gemeente zelf en we moeten bellen om ons aan te melden. Dat stellen we even uit tot na het eten en daardoor treffen we het dat de beheerster toevallig langskomt omdat blijkbaar iemand anders al heeft gebeld. Voor $10 kamperen we 'droog'. Normaal betekent dat echt alleen maar het innemen van de plaats, maar de beheerster is zo aardig om ons toch toe te staan de douches en het toilet te gebruiken. Na het eten lopen we wat door het dorp, dat er met de vele stacaravanwoningen en vervallen gebouwen wat armoedig uitziet. Er zijn wel een McDonalds, Subway en supermarkt. De inwoners zijn hoofdzakelijk Latijns-Amerikanen, waarschijnlijk Mexicanen. Dat zal te maken hebben met de fabriek van Gebbers Farms die hier staat, de grootste appel- en kersenteler van noordwest Amerika.

De volgende dag heeft het sombere weer plaats gemaakt voor een kraakheldere hemel. We nemen nog heel even de tijd om over het meer te staren. Ook dit is dus de Colombia River, maar dan heel rustig. We besluiten om de zuidelijke route aan te houden en niet te proberen ons oorspronkelijke plan te hervatten. Nieuwe route, nieuwe kansen dus. Het brengt ons langs de Chief Joseph Dam bij Bridgeport, waar de Columbia River met volle kracht doorheen geperst wordt. Een indrukwekkend spektakel, waaraan we ons zomaar een klein uurtje vergapen. Door een uitgestrekt landschap van vulkanische, groene heuvels, die later overgaan in een glooiende vlakte, volgt de hier en daar rechte weg met verre uitzichten voor en achter ons. We maken een fotostop op een plek waar we achter ons zelfs nog de Cascades Mountains en Mount Rainier zien liggen. Na een klein uurtje komen we bij de volgende dam, de Grand Coulee Dam. We bekijken deze
Grand Coulee Dam
vanaf een kleine hoogte op Crown Point.
De kaarsrechte SR 174 vervolgt daarna door glooiende akkers in de
richting van Spokane. De route is bij vlagen saai. Het eerste weinig
zeggende dorp waar we doorheen rijden is Wilbur, waar de weg overgaat in Highway 2. Niet veel later volgt spookdorp Creston met ook weer een enorme silo langs de weg. Akkerbouw is wat in deze regio het landschap bepaalt en dat is met al die rechte wegen best saai. In Davenport leven we weer een beetje op als we ons stuur kunnen omgooien voor een Safeway supermarkt. We besluiten hier nog een stukje verder te rijden naar Spokane, met 210.000 inwoners de grootste plaats van de regio aan de voet van de noordwestelijke Rocky Mountains. Maar daar hebben we al snel spijt van. Het is in verhouding een enorme plaats en een knooppunt van wegen met Interstate 90 als belangrijkste toeleverancier van verkeer. We komen in een file dwars door het centrum waar door de vele stoplichten (hierover hadden we al gelezen) geen einde aan lijkt te komen. Het lukt ons er in noordelijke richting weer uit te rijden, maar we komen maar geen camping tegen. Volgens de campinggids van KOA zit er wel één vlakbij Newport, op ongeveer een uur rijden. Het moet maar.
Vegan Rice Bowl
De camping ligt ver van de weg af, diep in het bos achter Diamond Lake. Weer zo eentje waarvan we niet precies kunnen raden waarom die hier zit. De camping is enorm en behoorlijk bezet, maar gelukkig vinden ze voor ons een rustig plekje waar we het rijk bijna voor ons alleen hebben, zelfs het sanitair (met familiebadkamers!). Het is hier beduidend koeler dus er gaat al snel een jasje aan. Eten houden we eenvoudig met een heuse Vegan Rice Bowl. Nu we Glacier NP naderen, kijken we via internet even naar de wegsituatie. De Going to the Sun Road dwars door de bergen, blijkt nog afgesloten vanwege de sneeuw. Dat zal in de komende twee dagen niet veranderen. Balen!

De beboste omgeving waarin we kampeerden zet mooi door tot Newport, waar we tanken en een coffee to go meenemen van de McDonalds. Ook anderszins is het een en al groen: de Cannabis billboards slingeren ons om de oren. En wij maar denken dat NL zo liberaal is op dat gebied. In Newport steken we grens met de staat Idaho over. Highway 2 is een 'scenic byway' geworden en loopt fraai langs de Pend Oreille River en het spoor. Het wegdek is matig en de plaatsjes en gehuchten waar we doorheen rijden zien er armoedig uit. Welcome in Idaho. Na het plaatsje Priest River is de route wel weer mooi groen langs de zuidkant van Kaniksu National Forest.

Alles wordt anders in Sandpoint, waar we stoppen om de benen te strekken en te lunchen. Wat een leuke plaats! We lazen al over de kunstzinnigheid van dit stadje en we voelen het inderdaad aan de relaxte vibe. Er is een kleine biologische markt in het Farmin Park in het centrum, en First Avenue is een leuke straat (helaas niet autovrij) om te lopen met galerieën, winkeltjes en eettentjes. De Cedar Street Bridge, een voormalige voetgangers- en autobrug tussen het centrum en het treindepot aan het water, is jaren geleden omgebouwd tot een kleine overdekte markt met boetiekjes, galerieën, een knutselhoek voor kinderen, verkoop van lokale producten, een bistro én een sushibar, maar die is helaas gesloten als wij er zijn. Wij lunchen hier een geweldige vegetarische wrap bij de bistro, waarmee we weer even voldoende bodem hebben voor de volgende kilometers die we gaan maken. 


We rijden de lange Long Bridge Highway 95 over de Pend Oreille River heen en weer (stoppen kan helaas niet) van waar we een mooi uitzicht hebben op de omliggende bergen, en dan gaan we verder via State Highway 200 langs Lake Pend Oreille. We maken een fotostop van de moerasachtig Pack River. De SH 200 leidt tussen Lake Pend Oreille en de beboste heuvels. Prachtig. Vlak voor het gehucht Clark Fork ruiken we zelfs in de auto een sterke wietgeur. De SH 200 volgt hiervandaan de Clark Fork River en zo rijden we vanzelf Montana in, de derde staat in deze reis. Dat betekent dat onze horloges een uur vooruit moeten en in eens is het 16:30 uur. Na ongeveer een uur rijden, rijden we de prachtige route SR 56 omhoog door de beboste heuvels langs de Bull River. De weg geeft geen ruimte om te stoppen waar we dat graag willen en dat is jammer want we komen een paar berggeiten tegen die op hun gemak in de berm staan te grazen. Vlug een foto vanuit de rijdende auto dan maar. In het noorden komt de SR 56 weer uit op Highway 2, waar we rechtsaf slaan. We rijden langs de krachtige Kootenay River maar daar is weinig van te zien door de bomen en de diepe ligging. Het wachten is op de bewegwijzering naar de Kootenay Bridge, een zogenoemde 'suspension bridge' over de kloof van de rivier heen. We durven het niet te zeggen, maar zelf daaraan rijden we voorbij. We zien weliswaar een bordje met 'Historic Point', maar wie denkt daarbij nou aan de beroemde brug?! Wij dus niet. Het stuur omgooien kan niet in deze bocht en
met auto's achter ons, dus we nemen ons voor verderop te keren. Maar dat moment komt niet binnen afzienbare kilometers. Door dus naar Libby, het eerstvolgende stadje waar we ook de eerste de beste normaal ogende camping binnen rijden. Om de aandachttrekkende grijze OYNIL caravan van Woodland RV Park kunnen we niet heen. Gelukkig is het een prima plek, waar we wederom de nagenoeg de enigen zijn. Dankzij het extra uurtje tijd verschil is de avond wat langer.


donderdag 8 juni 2017

North Cascades National Park

De volledige dunbevolkte bergstreek van North Cascades National Park reikt van de Canadese grens tot aan zowat Portland. Het westelijk deel is vochtig, bijna subtropisch, het oosten is droger en door bosbranden aangetast. Bergtoppen reiken tot 3000 meter en zijn bedekt met meer dan 300 gletsjers. Turquoise bergmeren, beboste valleien, waterstromen en watervallen en een gevarieerd aanbod aan flora en fauna (beren!) maken onze aandacht voor dit gebied compleet. Het nationale park wordt nog maar weinig bezocht door buitenlandse toeristen, maar is wel populair bij de stedelingen. Het is in deze regio het enige gratis toegankelijk nationale park; zoals het parkbeheer het zelf zegt: 'no entry fee is required to enjoy the park'.

Diablo Lake
Highway 20 (ook wel Cascade Highway) voert van de westkust dwars door de bergen naar de op bijna 1700 meter hoogte gelegen Washington Pass in het oosten. 's Winters is dit deel van de weg vaak afgesloten. De highway verdeelt het nationale park in een north en south unit en vormt samen met de Highways 153, 97 en 2 een mooie en spectaculaire rondrit van zo'n 560 km, de Cascade Loop.

Vanaf onze camping in Burlington rijden wij via deze Highway 20 naar het nationale park toe. Het is toch nog zo'n 100 km naar het bezoekerscentrum in Newhalem. Via wat plattelandswegen komen we eerst in Sedro Woolley, de laatste grote plaats voor het nationale park. Hier doen we nog even een heel kleine boodschap en dan is het 'immer gerade aus'. We laten de bewoonde wereld meteen achter ons; we rijden door een soort van uitgestrekt plattelandsdal met in de verte hier en daar een boerderij, veel groen langs de weg, af en toe een woning of groepjes woningen, wat watertjes en omgeven door heuvels. Het oogt heel rustig.

De weg gaat vele kilometers zo door, wat eigenlijk best saai is. Plattelandsdorpjes als Lyman en Hamilton zijn vanaf de weg niet meer dan een paar huizen, een benzinepomp met een winkeltje, wat loodsen en een uitgestorven motel, dus die laten we gerust rechts liggen. Alleen het met een reusachtig betonblok aangekondigde dorp Concrete is meer dan dat met - van de weg af - een heus centrum met onder andere accommodatie, winkels, horeca, een bank en zelfs een vliegveld, maar ook dit nog geen 900 inwoners tellende dorp laten we voor wat het is. Na Concrete begint het ergens op te lijken; we verlaten de uitgestrekte vlakten en rijden over de soms kaarsrechte weg door - op wat open plekken na - overwegend bebost, licht glooiend gebied langs de Cascade River. Het bos maakt hier en daar plaats voor rotswanden.

In Marblemount, ook weer een dorp op een vlakte met niet meer dan een benzinepomp (de laatste voor de komende 110 km lezen we), een minisupermarkt, een postkantoor en een plek voor een snelle hap, hebben we onze laatste stop. Hier buigt Highway 20 langs de rivier naar het noorden af, wordt smaller en donkerder, en bos en rotswanden liggen weer aan de weg. Bergtoppen zouden nu dichtbij moeten zijn, maar het zicht erop wordt ontnomen door de dichte begroeiing. Niet ver van Marblemount rijden we eindelijk officieel het nationale park binnen. Een simpel maar groot houten bord geeft het aan. En de eerste 'campground' dient zich aan. Opvallend zijn de on-Amerikaanse grote hoogspanningslijnen die behoorlijk beeldbepalend zijn. Vreemd in een natuurpark, maar we hebben gelezen dat het stromende water in de "Cascades" behoorlijk wat stroom opwekken. 

Na een kilometer of 25 komen we bij het visitor center in Newhalem, net na de brug over Goodwell Creek. Het bezoekerscentrum ligt achter de campground, dus we zien meteen wat we daar van kunnen verwachten. Het is warm geworden en het bezoekerscentrum biedt heerlijke verkoeling. In het moderne gebouw staan rangers klaar om ons van informatie te voorzien, kunnen we folders halen, staat een maquette van het park en is een exhibitie. Er zijn toiletten, maar geen horeca. Wel een drinkwatertappunt (goed geregeld!). We vragen naar geschikte wandelingen en naar de beschikbaarheid van de kampeerplaatsen. Dat laatste zit wel goed; er zijn er genoeg in het park langs de route die we rijden en het is niet overvol. We kunnen hier al blijven, maar we rijden straks liever nog een stukje door. Achter het bezoekerscentrum maken we een korte wandeling over een vlonderpad naar een fraai uitkijkpunt op de Neve gletsjer. Zo, die hebben we maar vast te pakken. Als dat slechts een impressie is van wat ons nog te wachten staat, kom dan maar op.

Nadat we snel wat hebben gegeten en onze drinkflessen met vers water hebben gevuld rijden we verder. Op een vreemde vlakte staan hoogspanningsleidingen en een paar huizen die het gehucht Newhalem vormen. Achteraan staat het verdeelstation van het elektriciteitsnetwerk. Merkwaardig in een natuurgebied. Maar als we dat voorbij rijden, rijden we ook meteen weer tegen de bergwanden aan. Het hek met het bord 'road closed' staat open; de winter is voorbij, en er is geen vlokje sneeuw te zien. Daar is het ook veel te warm voor. 

We rijden een paar kilometer lekker door over de smalle weg door het groen met aan de linker kant rotswanden en rechts een droog liggende kreek of rivier. Het begint op een kloof te lijken. Pas na de enige tunnel die we door rijden, kis er reden om te stoppen. Hier kijken we uit over Gorge Lake en Gorge Lake DamEven verderop ligt de parkeerplaats voor de Gorge Overlook Trail, een loopje van een paar stappen naar een smalle waterval die in het meer stort en aan de andere kant over de (auto)brug over de kloof. De brug heeft slechts een rastervloer, dus is niet geschikt voor mensen met hoogtevrees.  
De route vervolgt langs het meer, maar die is door de begroeiing eigenlijk nauwelijks te zien, tot aan de splitsing met de weg naar Diablo. Wij buigen met de weg mee over het water en slalommen tussen het groen. Er gebeurt weinig; we passeren het startpunt van de wandeling naar Pyramid Lake en Gorge Lake gaat over in Diablo Lake. 

Aan de zuidarm van Diablo Lake ligt Colonial Creek Campground en we besluiten dat dit onze bestemming is van van vandaag. Het is tijd om uit de auto te stappen en in beweging te komen. We rijden langs het registratieloket en komen dan uit op wat lijkt op een grote parkeerplaats. Niet echt wat we ons hadden voorgesteld. Toch nemen we maar een plek in naast een picknicktafel en registreren ons. $16 drukt lekker de prijs van afgelopen nacht. We drinken wat en lopen aan de overkant van de weg naar het meer. Dan zien we dat ook daar een campground is. Lang verhaal kort: we staan helemaal niet op de campground, maar op de parkeerplaats voor dagrecreatie. We mógen hier ook helemaal niet overnachten. Duh. De campground aan deze kant ligt een stukje verderop en is wel aardig, maar de parkranger fluistert ons in dat die aan de overkant mooier is, direct aan het water. En kleiner ook. We verkassen dus en rijden tot onze opluchting de natuurcamping in het bos in. Now we're talking.

We kiezen campsite 14, tegenover een kolkend riviertje en het begin van de Thunder Knob Trail. Op de picknicktafel is een geel plaatje geschroefd. "Bear aware" staat erop. Oeps, dat waren we even vergeten. Niet aan denken en gewoon genieten. Als we alles een plek hebben gegeven, beginnen we aan de wandeling naar Thunder Knob. We zien wel hoever we komen, we moeten nog even inkomen met hiken. We steken de rivier over en slingeren het bijna tropische loofbos door. Eerst vlak, maar als snel gaan we geleidelijk omhoog en dieper het bos in. John twijfelt en is bang een beer tegen te komen. We zijn eigenlijk onvoorbereid op pad; het is warm, we hebben maar een klein flesje water bij ons, weten niet precies waar we naartoe lopen en hoe lang de wandeling is. Niet bepaald zoals te doen gebruikelijk. Het loof gaat over in dennenbos en wordt dunner. We komen dus steeds hoger, maar dat gaat best geleidelijk. Links zien we constant een paar halfbesneeuwde toppen in beeld, die ons niet laten vergeten waarvoor we het doen.

Net na de zoveelste "nog even daar om het hoekje kijken" 
en als we bijna op willen geven, zie we het einde van de wandeling. Het is een bankje met prachtig uitzicht over Lake DiabloPotverdrie, hadden we dat toch bijna gemist! De lucht is wat heiig en we hebben tegenlicht, maar het meer is turquoise genoeg, precies waar het om bekend staat. Het is een genot om hier even een kwartiertje te vertoeven.
Terug gaat altijd sneller, maar nog steeds zit het John niet lekker dat er wel eens een paar berenogen op ons gericht zouden kunnen zijn. Luid pratend en af en toe zingend en fluitend dalen we af naar de camping. Omdat we helemaal warm en klam geworden zijn van de wandeling (die achteraf 6 km blijkt te zijn geweest), heeft John zin in een duik in het riviertje. Maar daar komt ie wel heel snel van terug als bijna z'n tenen van z'n voeten afvriezen en de kramp in z'n kuit schiet. O ja...gletsjerwater. 

Met iets minder luxe brengen we hier de avond en nacht door. Er zijn geen douches maar wel stromend koud water en normale wc's. Elke campsite heeft een picknicktafel, een bear proof voorraad kast én waar kampeerders in Amerika blijkbaar niet zonder kunnen: een kampvuurplaats. Wij hebben zo'n hekel aan die dingen want behalve dat de rook alles behalve gezond is, gaat ook alles er naar stinken. We balen dus dat om ons heen alle vuurtjes branden. Gelukkig koelt het flink af en kunnen we ons na het eten opsluiten in de camper. En natuur is hier ook echt natuur: het is pikdonker.

De volgende dag is het weer compleet omgeslagen, wat een pech. Laag hangende bewolking, regen, harde wind, kou en minder goed zicht. Hadden we gisteren nu nog maar even een uurtje door gereden. Want op de route liggen nu vooral wat uitkijkpunten over Lake Diablo en Ross Lake. En dat was gisteren zo mooie geweest met het heldere weer. Nu proberen we tussen de regen door toch nog wat plaatjes te schieten. Maar het zit niet mee, het regent hard en het zicht is beperkt. Zelfs van het enorme Ross Lake krijgen we weinig mee. Vlak na het uiterste puntje van Ross Lake (Ruby Arm heet dat) rijden we het officiële nationale park alweer uit. Tot zover het best toegankelijke deel van NCNP. Het gaat over in het prachtig donkergroene Okanogan National Forest. En terwijl er prachtige wandelmogelijkheden moeten zijn, is het nu alles behalve fraai om daar wat mee te doen. Er zit niets anders op dan maar gewoon door te rijden en te hopen dat we uit dit weer rijden op een plek waar we alsnog even uit de auto kunnen stappen voor een wandeling. We merken wel dat we een beetje de hoogte in gaan; de heuvels langs de weg worden rotsachtiger en dunner begroeid en hier en daar liggen wat restanten sneeuw. Bij Rainy Pass (what's in a name...) bereiken we officieel de sneeuwgrens. 
Als we ook de keuze moeten maken om het - volgens onze voorbereidingen - prachtige Blue Lake 
Sneeuw op Washington Pass
over te slaan, worden we toch wel een beetje treurig, helemaal als even verderop ook de toegang tot het uitkijkpunt op Washington Pass afgesloten is. Hier, op een hoogte van 1669 meter, ligt namelijk nog een behoorlijk dikke laag sneeuw en hoewel de weg schoon is, is de bergpas dat blijkbaar nog helemaal niet. De zomer is hier kort, want volgens onze informatie valt de eerste nieuwe sneeuw alweer in oktober. We proberen er maar het beste van te maken en hebben lol in onze korte broek in de regen....in de sneeuw.




dinsdag 6 juni 2017

Van Seattle naar North Cascades National Park

Na twee volle dagen (zonder regen!) in Seattle is het tijd om de camper op te halen en meteen wat kilometers te maken. Met het openbaar vervoer reizen we naar Des Moines, een zuidelijk voorstadje van Seattle. We doen er een uur over.

Escape Campervans heeft nog maar pas geleden (april 2017) haar deuren geopend in Seattle. Gelukje voor ons. De kleine loods staat praktisch naast de McDonalds aan Pacific Highway South. We zijn er stipt om 11:00 uur, wat ook de afspraak was. Er staan twee uitbundig beschilderde campers buiten, waarvan ongetwijfeld een voor ons zal zijn. Medewerker John B. kruipt bezweet achter wat spullen vandaan om ons te verwelkomen. Allervriendelijkst. Hij managet de boel hier in z'n eentje omdat ze nog in een opstartfase zitten, maar de zaken gaan ook in deze regio goed. We nemen rustig de reservering en de papieren nog eens door (hij lacht zich rot en vindt het 'awesome' dat we geen gps nodig hebben maar ouderwets kaartlezen), besluiten definitief om geen aanvullende verzekering te nemen (laat je niet bang maken door de 'sue'-praktijken van de Amerikanen) en kunnen niet wachten om ons huisje voor de komende 23 dagen van dichtbij te zien. Het is de camper met de dubbeldekker vliegtuigjes uit de Eerste Wereldoorlog. Tomahawk heet ie. We hebben er niets mee, maar het ziet er leuk uit.

Keukentje achterin de camper (© Escape Campervans)
We wisten al dat we niet kunnen staan in de camper; anders dan in Australië het geval was. Maar we zijn blij verrast met de compleetheid en ruimte die er is. Het busje van het type "Maverick" is veel breder dan we gewend zijn, zodat uit de zitbankjes een heel ruim bed is te maken. Het keukentje is met twee gaspitten, een ruime koelkastlade, servies en bestek uitstekend uitgerust. We krijgen zelfs een verlengsnoer mee om onze elektronica op te laden. Niet de camper zelf, die loopt gewoon op twee batterijen. Tussen de twee voorstoelen is een loze ruimte, dus perfect om een tas, fotocamera's, wegenatlas, drank, snaaigoed en een prullenbakje neer te zetten. Om maar wat te noemen.... ;-).

Om ook de techniek goed uit te kunnen leggen, kruipt John B. achter het stuur en draait de sleutel om. Niets. Nog een keer. Weer niets. Oeps. Thank God gebeurt het hier. De accu lijkt leeg. Uiteraard voelt de arme jongen zich nu ongemakkelijk maar we stellen hem gerust. Hij vraagt of we ons een halfuurtje kunnen vermaken, zodat hij de monteur erbij kan halen. Prima joh. Tijd dus voor een bak koffie van de Mac en een enorme vegetarische burrito van California Burrito ernaast. Drie kwartier later melden we ons weer en is alles 'set to go'.

Uiteraard is John de eerste die achter het stuur kruipt. We loodsen elkaar naar de dichtstbijzijnde Safeway supermarkt om boodschappen in te slaan en te tanken. Dan rijden we terug naar onze accommodatie om onze spullen op te halen. We nemen afscheid van onze gastheer, die blijkbaar stond te popelen om naar buiten te kunnen, en there we go. Twee uur later dan we hadden gehoopt, dat wel. Op een kleine tweeënhalf uur rijden van Seattle liggen de bergen van North Cascades National Park. Dat wordt onze bestemming vanmiddag, om maar meteen goed uit te pakken.

Omdat we meteen heel even de oriëntatie kwijt zijn, missen we de eerste mogelijkheid om Interstate 5 (I5) op te gaan en dus rijden we wat om. Maar dat brengt ons wel langs de Boeingfabriek, al zien we daar niet heel veel van vanaf de weg. I5 gaat dwars door Seattle heen en dat levert als verwacht problemen op. Vanaf het Skyview Observatory zagen we de file al staan en nu staan we er midden in. En het is pas 15:00 uur !! Het schiet echt niet op en als we na ruim een uur door hebben dat het een illusie is om vandaag nog North Cascades National Park te bereiken, oriënteren we ons op onze alternatieve overnachtingsplek. De eerste de beste camping waarvan we zeker weten dat die er is, is een KOA Camping ten noorden van Burlington. Normaal gesproken op vijf kwartier rijden van Seattle, maar vandaag 2,5 uur.

We weten niet zo goed waarom de camping op deze afgelegen plek zit; zowel het nationale park als de kust zijn nog best ver weg. Maar de receptioniste vertelt dat er toch veel gasten komen. Afgelopen weekend was het nog hartstikke druk, verzekert ze ons. In ieder geval betalen we veel te veel, maar we hebben wel elektra (waarvoor? Het is onze eerste dag, alles is nog opgeladen...) en we kunnen gebruik maken van het indoor zwembad (doen we toch niet). Maar goed, de kabel leggen we aan en verder pakken we de tas met beddengoed uit. Dat blijkt nog vochtig, dus leggen we in het gras te drogen. Als we dan even een moment in rust om ons heen kijken, overweldigt ons het vrije gevoel dat we kennen van onze roadtrips door Australië. Héérlijk!! En vanwege dit heerlijke gevoel op de allereerste avond, staat John te popelen om te koken. Onze roadtrip is begonnen!

maandag 5 juni 2017

Seattle

We hebben zin in deze stad. Zoals we tot nu toe door geen enkele vooraanstaande stad aan het water teleurgesteld zijn. Seattle heeft een waterfront, een Great Wheel (reuzenrad), de wereldberoemde Space Needle, het is de stad van de grunge (denk: Nirvana, Soundgarden en Pearl Jam), van de duurzaamheid, van health, smoothies en veggies, van de allerallerallereerste Starbucks, de stad waar veel mensen hun toevlucht zochten toen ze zich in de Californische steden niet meer op hun plaats voelden, de stad die in één adem genoemd wordt met haar tweelingstad Vancouver BC, de stad die omringd wordt door paradijselijke natuur….wat wil een mens nog meer?!

Seattle's waterfront met Great Wheel

Op zoek naar de vibe die we kennen van die andere steden zijn we al vroeg op pad. We verblijven in een woonwijk in de buurt van Rainier Beach Station in het zuidoosten van Seattle. Hier vandaan is het zo’n 23 minuten met de Link Light Rail (metro) naar Pioneer Square Station, in het oudste stadsdeel. De Light Rail is echt een ideaal vervoermiddel, dat globaal gezegd tussen het vliegveld en downtown Seattle pendelt. En voor een habbekrats, maar dat is overal ter wereld anders dan in Nederland.

Het eerste wat ons opvalt als we rond half tien ’s ochtends de metro uitstappen, is de stilte. Oké, dat is misschien te verwachten op zondag. En dan al heel snel de daklozen die net aan het wakker worden zijn. Ze liggen op elke hoek van de straat. Sommigen dwalen met hun schaarse bezittingen al rond, een enkele onder luidruchtig gevloek en getier. 

Het pittoresk ogende Pioneer Square 
De wijk Pioneer Square is waar Seattle werd gevormd. Hier staan de oudste gebouwen van de stad, die de stadsbrand van 1886 hebben overleefd. Het oudste gebouw is het imposante Pioneer Building aan het kleine Pioneer Square. Dit groene, driehoekige pleintje met gietijzeren pergola, bankjes en weelderige bomen wordt als intiem en historisch beschreven, maar is in werkelijkheid zo klein en ingesloten door drie autostraten dat van intimiteit geen sprake is. Bovenal is het de overnachtings- en verblijfplaats van vele daklozen, waardoor het bepaald niet aantrekkelijk is om er langere tijd door te brengen.

Recreëren op Occidental Square
Een leuker, autovrij en net zo groen plein met eveneens oude gebouwen, wat eettentjes en kleurrijke zitplaatsen, is Occidental Square aan S Washington Street. Jong en oud vermaakt zich hier met een potje basketball, schaken, lezen, werken en luieren. Wij treffen er de “March of the Match”: een grote groep in limegroen tenue gestoken voetbalfans loopt hier vandaan onder luid gezang en moderne fanfare muziek naar het Center Link Stadium even verderop voor een wedstrijd van de Seattle Sounders FC. Wij lopen voor de gekkigheid gewoon mee en denken terug aan vier jaar geleden in New Orleans, toen we ook al met onze neus in de boter vielen en we bij het Superdome tussen de supporters stonden voor de finale van de Superbowl.

We hebben geen straat gezien in Seattle die autovrij is. Sterker nog, direct langs het waterfront ligt de meerlaagse Alaskan Way (Highway 99). We vinden dit echt een gemis. De beste mogelijkheid om je als voetganger voort te bewegen is langs het Waterfront. Over een lengte van pak ‘m beet 3 km liggen verschillende pieren waar vandaan veerboten vertrekken, en waar eettentjes (veel vis!), een informatiecentrum, een Starbucks en souvenirwinkels te vinden zijn. Het Seattle Great Wheel en Seattle Aquarium zijn hier ook. 

De straten loodrecht op het Waterfront die onder de highway door downtown inlopen,beginnen steil. Op een paar plekken, bijvoorbeeld in University Street en Marion Street is die steilte overbrugd met trappen of een voetgangersbrug. De trap van Pike Street komt uit in de beroemde Pike Place Market, de oudste overdekte boerenmarkt van de stad. Intussen is de markt veel meer dan dat en komen dagelijks duizenden mensen op de honderden winkels, stands en kraampjes af. Het is geen grote markthal; Pike Place Market zijn verschillende trapsgewijze ‘floors’ tegen de heuvel van downtown.
Pike Place Market op straatniveau
Bovenaan scheidt de straat Pike Place de markt in tweeën. Aan de twee uiterste kanten van deze straat staat met grote, rode neonletters de naam van de markt. Onder het ene naambord staat de vismarkt waar als toeristische attractie elke dag een paar vissen worden overgegooid, en tegenover het andere naambord bevindt zich de allereerste Starbuckswinkel ter wereld (uit 1912). Mensen staan tot buiten in de rij om hier hun beker koffie te halen, terwijl even verder op een andere, moderne Starbucks zit, waarbij je binnen 5 minuten geholpen bent.

Pike Place gaat over in Western Avenue en als we die helemaal uitlopen door de wijk Belltown naar Broad Street, komen we vlakbij Seattle Center Park uit. Hier staan o.a. de Space Needle, het operagebouw, het Pacific Science Center en het museum voor pop- en rockmuziek. Als wij er zijn is er net een kleinschalig Filippijns festival gaande met eettentjes en live muziek. Het is prachtig weer en heerlijk vertoeven in het gras naast de Space Needle.
De Space Needle is natuurlijk het beroemdste bouwwerk van Seattle en heeft waarschijnlijk ook het meest bezochte uitkijkpunt. Maar het is bij lange na niet het hoogste gebouw (184 meter). Het Columbia Center is met ongeveer 280 meter het hoogste gebouw van de stad en staat gewoon downtown tussen de andere kantoor- en hoteltorens.

Op de 73e etage van het Columbia Center is het Skyview Observatory met het beste uitzicht over de stad. En niet onbelangrijk: voor de helft van de prijs van de Space Needle kun je de gehele dag, meerdere keren, genieten. Wij staan ons ’s middags en een paar uur later rond zonsondergang te vergapen aan de vergezichten. Als je bedenkt dat het 300 dagen per jaar regent in Seattle hebben we zo’n geluk met het kraakheldere weer! We zien duidelijk de bergen van North Cascades National Park in het noordoosten en van Olympic National Park tegenover de stad. De 4.300 meter hoge Mount Rainier, toch zeker zo’n 110 km verderop, laat zich in vol ornaat zien en ook de knalwitte Mount Baker in het noorden van North Cascades NP en zo’n 215 km van ons verwijderd, kunnen we goed zien. Het is adembenemend. Tot 23:00 uur is het uitkijkpunt in het Columbia Center open en de zonsondergang is natuurlijk erg populair. Maar daarmee hebben wij wat minder geluk.

Zicht op Mount Rainier vanaf het Skyview Observatory in het Columbia Center
Space Needle vanaf het Skyview Observatory

Een andere mogelijkheid om een glimp van Mount Rainier en Mount Baker op te vangen is vanaf de watertoren in het Volunteer Park in de wijk Capital Hill. De toren is gratis te beklimmen over de 207 traptreden. Het uitzicht is redelijk, maar zou perfect zijn als er geen tralies voor de vensteropeningen zaten - waardoor fotograferen wordt bemoeilijkt - en als net een paar bomen zodanig gesnoeid waren dat Mount Rainier helemaal vrij kwam te liggen. De hoogte van het Columbia Center wordt echter bij lange na niet gehaald.

Onze laatste blik op downtown Seattle, de Space Needle én Mount Rainier hebben we vanaf Kerry Park in de wijk Queen Anne. Deze wijk ligt op een heuvel ten noordwesten van het centrum en geeft weer een heel andere kijk op de stad. Het is een geliefde plek voor fotografen, zeker bij een zonsondergang en bij helder weer als Mount Rainier weer zichtbaar is. Twee buslijnen stoppen vlakbij dit uitkijkpunt, maar wij klimmen zelf via Queen Anne Avenue omhoog. Het is een komen en gaan mensen; sommigen maken en passant een foto, anderen installeren zich er voor de hele avond. Wij houden het in het midden; pakken de zonsondergang mee, maar staan voor het pikdonker is weer beneden in downtown om de metro terug te pakken.

Downtown Seattle en Mount Rainier in de verte vanaf Kerry Park

Hoewel er afzonderlijk leuke dingen te zien en te doen zijn in Seattle, overtreft de stad niet bepaald onze verwachtingen. Van het Waterfront is zoveel meer te maken dan het nu is. Gelukkig zijn er al jaren plannen om dat ook te doen, maar we hebben niets gemerkt van een boor die in 2013 begonnen zou moeten zijn aan een tunnel ter vervanging van de highway langs het water. De hoeveelheid daklozen verrast ons en sommige straten en gebouwen zijn echt verpauperd, met name die grenzen aan de highway en de wijk Pioneer Square. Starbucks liefhebbers vinden hier hun walhalla, want bijna letterlijk op elke hoek van de straat is er een te vinden.